PRODUCT TITEL
- Waterniveau en waterverval meter in 1!
- SIKB BRL2000
- mode 1. LED + zoemer bij contact met water
- mode 2. LED + zoemer bij contact met lucht
- Eenvoudig schakelen tussen de 2 modi
- Solinst kwaliteit permanent laser gemarkeerde tape
- mm aanduiding
Korte product beschrijving:
De 101D Waterniveau DrawDown Meter heeft dezelfde kwaliteiten als de bekende 101 Waterniveaumeter, met de toegevoegde eigenschap van een "water onttrek" modus. Eén eenvoudige schakelaar schakelt tussen statisch waterniveau en water onttrek metingen.
De waterniveaumodus maakt nauwkeurige metingen van diepte tot water mogelijk in putten, boorgaten, standpijpen en tanks.
De “Onttrek” mode wordt gebruikt om het waterverval te bewaken tijdens bemonstering met laag debiet, pompen en andere testen op watervoerende lagen / putten. Het zorgt er ook voor dat de inlaat van een pomp onder water blijft tijdens het opschonen of de ontwikkeling van de put.
Werkingsprincipes
De 101D Water niveau en wateronttrekking meter maakt gebruik van een corrosiebestendige roestvrijstalen sonde aangesloten op duidelijk gemarkeerde vlakke tape, gemonteerd op een goed ontworpen haspel. Hij wordt aangedreven door een standaard 9 volt batterij.
In de waterniveaumodus, wanneer het nulpunt van de sonde water wordt, is een elektronisch circuit voltooid, dat de zoemer en het licht activeert. De diepte tot water wordt vervolgens van de band afgelezen. In de wateronttrekkingmodus is het circuit omgekeerd - de zoemer en het licht worden geactiveerd als de sonde in de lucht is.
De batterijtestknop kan het circuit in zowel de waterstand als de water onttrekmodus controleren. De aan / uit-gevoeligheidsregeling maakt het mogelijk de zoemer in cascadewater af te stellen en zorgt voor een duidelijk signaal bij hoge en lage geleidbaarheid.
Deze meter is ideaal inzetbaar voor SIKB BRL2000 Protocol 2002 monsternames.
De onderstaande Nederlandse normen en praktijkrichtlijnen hebben een relatie met het nemen van grondwatermonsters. De voor het nemen van grondwatermonsters relevante onderdelen van deze normen maken deel uit van het certificatieschema waartoe dit pro- tocol hoort.
NEN 5706 Richtlijnen voor de beschrijving van zintuiglijke waarnemingen tijdens de uitvoering van milieukundig bodemonderzoek
NPR 5741 Bodem - Richtlijn voor de keuze en toepassing van boorsystemen en monsternemingstoestellen voor grond, sediment en grondwater bij bo- demverontreinigingsonderzoek
NEN 5744 Bodem - Monsterneming van grondwater
NEN 5861 Milieu – procedures voor monsteroverdracht
NEN-EN-ISO 5667-3 Water quality - Sampling - Part 3: Guidance on the preservation and handling of water samples
NTA 8017 Monsterneming van grondwater ten behoeve van de monitoring van grondwaterkwaliteit
De organisatie bemonstert het grondwater op een zodanige wijze dat de concentratie van de te onderzoeken parameters tijdens en na het nemen van het grondwatermonster door die uitvoering zo min mogelijk wordt beïnvloed.
Door een peilbuis direct voor aanvang van de monsterneming voor te pompen (na plaatsing is de peilbuis schoongepompt) worden de kwaliteit en representativiteit van een grondwatermonster verbeterd. Het voorpompen heeft als effect dat grondwater uit de omgeving van de peilbuis wordt aangezogen dat niet is beïnvloed door de lucht boven in de peilbuis, door de peilbuismaterialen of door de boring voor het plaatsen. Inhoudelijke achtergrondinformatie hierover is te vinden in het voorwoord en in bijlage C van NEN 5744.
Voorpompen voorafgaand aan de monsterneming
Uitvoering
Bij het nemen van grondwatermonsters voor monitoring van de grondwater- kwaliteit binnen een provinciaal of landelijk meetnet grondwaterkwaliteit
De eisen aan het voorpompen voorafgaand aan de monsterneming uit NTA 8017 zijn van toepassing.
Bij het nemen van grondwatermonsters in het kader van monitoring bij on- dergrondse opslagtanks in het kader van een vergunning Wet algemene bepa- lingen omgevingsrecht (Wabo) of het Activiteitenbesluit
De hieronder vermelde eisen aan het nemen van grondwatermonsters voor alle andere doelen zijn van toepassing, met als uitzondering dat het meten van troebelheid niet ver- plicht is.
Bij het nemen van grondwatermonsters voor alle andere doelen
De eisen aan de uitvoering van het voorpompen in paragraaf 5.5 van NEN 5744 zijn van toepassing. In aanvulling daarop gelden de hieronder weergegeven eisen.
De monsternemer draagt handschoenen die geen invloed kunnen hebben op het monster en selecteert een monstervat dat is afgestemd op de analysemethoden van het uitvoe- rend laboratorium. Als het geselecteerde monstervat nog niet is voorgecodeerd voorziet hij het monstervat van een unieke monstercode, waardoor alle veldwerkgegevens een- duidig te herleiden zijn. Als de inhoud van het monstervat leidt tot risico’s voor gezond- heid of veiligheid dan vermeldt de monsternemer deze duidelijk op het monstervat.
De monsternemer zorgt ervoor dat het te gebruiken stuk monsternemingsslang voldoen- de lang is om het grondwater ter hoogte van de onderkant van de peilbuis op te kunnen pompen. Het onderste uiteinde van de slang is schuin afgeknipt om te voorkomen dat de slang zich tijdens het voorpompen aan de onderkant van de peilbuis vastzuigt. De mon- sternemer zorgt ervoor dat de slang niet in contact komt met de grond. Hij legt als dit nodig is de slang op plastic folie. Hij plaatst bij gebruik van een motorpomp de pomp altijd enkele meters benedenwinds van de peilbuis om contaminatie met uitlaatgassen te voorkomen.
Het is absoluut verboden om actief aan het opgepompte grondwater te ruiken.
De monsternemer meet, uitgezonderd bij de aanwezigheid van drijf- en zaklagen, het elektrisch geleidingsvermogen (EGV), het afpompvulume en desgewenst ook het gehalte aan opgelost zuurstof van het opgepompte grondwater, zodanig dat hij kan vaststellen wanneer hij met het voorpompen kan stoppen conform paragraaf 5.5 van NEN 5744. Direct nadat de monsternemer voldoende heeft voorgepompt, bepaalt hij de troebelheid van het grondwater.